COLUMN - Bloesem, malse blaadjes, fluitende vogels; het voorjaar schreeuwt me van alle kanten toe. En dus verplaats ik mijn hardlooprondje van de verharde wegen in de Havikerwaard naar de onverharde bos- en heidepaden van de Veluwezoom.
Rennend door het ontluikend groen, voel ik mij als een koe die na een lange stalwinter voor het eerst weer naar buiten mag. Net zo blij en net zo elegant.
Maar, in het bos zijn de
wilde dieren. Wolven, dassen en vossen zie ik nooit. Zij maken zich uit de voeten als ik kom aangehuppeld. Everzwijnen, wilde paarden en schotse hooglanders kijken van een afstandje gelaten toe.
En als ze te dichtbij komen, pas ik gewoon mijn route aan om een confrontatie te voorkomen. Van al deze beruchte sprookjesdieren heb ik niets te duchten. Het is de geniepige dwerg waar ik bang voor moet zijn.
De Teek
Stoere militairen overleven buitenlandse bommen en granaten om vervolgens tijdens een oefening in eigen land genadeloos geveld te worden door een klein krengetje van enkele millimeters groot: de
teek. Deze spinachtige wacht rustig op een grashalm tot er een geschikt zoogdier langs komt stampen. Snel verwisselt het spriet voor poot en kruipt dan ongemerkt naar een warm, donker en vochtig plekje. Met een beetje mazzel is dit een knieholte of een oksel.
Maar ook minder begaanbare plekken worden niet geschuwd. Een boswachter vertelde mij ooit:
‘Die teken zitten soms op plekken waar zelfs mijn vrouw niet bij kan.’ Ai. Dat is dan weer een risico van mijn eigen beroep; plastische plaatjes die nooit meer van mijn netvlies verdwijnen.
Maar goed, de teek, het aantal groeit en het leefgebied breidt zich uit. Eigenlijk moet je in groene omgevingen altijd op je hoede zijn. Teken leven op hoog gras of tussen dode bladeren en genieten van een beetje schaduw. Ze zijn overal. Zelfs op verdwaalde grassprietjes onder een bankje midden in de stad.
Als je een teek binnen 24 uur verwijdert, dan is er niets aan de hand. Blijft het beestje langer zitten, dan kun je ziek worden. Soms ontstaat na een paar weken een rode ring rond de bijtplek. Dan kun je een preventief kuurtje slikken. Maar soms merk je niets. Helemaal niets. Tot je jaren later uiteenlopende klachten krijgt: zenuwklachten, hartklachten, gewrichtsklachten. En de arts na allerhande testen uiteindelijk verzucht: ‘Laten we dan maar testen op Lyme.’
In het bos zitten de wilde dieren
En de engste is een paar millimeter groot. Dus toch maar die lange broek aan bij werk of ontspanning in het groen. En naderhand altijd, ALTIJD, controleren op teken.
Zelf kun je helaas niet alle plekjes even makkelijk zien en dat is lastig. Maar uit ervaring weet ik dat een tekencheck best gezellig kan zijn. Nu ik erover nadenk… Misschien moet ik tekencheck-tinder oprichten. Veilig vermaak voor vrijgezellen. Met of zonder boswandeling vooraf.
(Tamara Onos, wonende in Ellecom en auteur van Onder Invloed , een thriller die speelt in de gemeente Rheden)