COLUMN - Niet alleen de grote hoeveelheid nieuws dat vraagt om een kritische beschouwing, maar zeker ook het genot dat het schrijven bij mij oproept, zijn de belangrijkste redenen voor mijn besluit om er maar eens flink vaart achter te zetten en de productie spectaculair op te voeren.
Prettige bijkomstigheid is dat ik op deze wijze sneller af ben van die
inhaal-columns .
Groot is de verleiding om er eens goed voor te gaan zitten en geïnspireerd door de zogenaamde “excuus-column” van
Lous , een meesterlijke 1 aprilgrap te construeren. Lous geeft een inkijkje in hoe er binnen de redactie wordt omgegaan met nep-nieuws en hoe men meent zich bij voorbaat te kunnen indekken tegen de mogelijkheid dat ze zelf het slachtoffer worden van creatieve geesten die menen de kluit te kunnen belazeren met spectaculaire berichten.
De tactiek is even geniaal als doeltreffend. Gewoon overal met open ogen intrappen en achteraf verklaren dat er uiteraard wel degelijk nattigheid werd gevoeld. De lezers hebben recht op nieuws. Of het nu waar is of niet doet er minder toe, maar het dient wel gebracht te worden.
Eerlijk gezegd ben ik wel blij met deze redactionele visie; het geeft mij ook de gelegenheid u als lezer ongegeneerd voor het lapje te houden. De redactie zal zeker tot plaatsing overgaan omdat ze ook wel inzien, dat het belangrijk is om de doorgaans boeiende maar vaak onwaarschijnlijke gedachtenspinsels van een buurtfilosoof aan de openbaarheid prijs te geven.
Zonder te twijfelen aan de geestelijke vermogens van de redactieleden, vraag ik mij toch af of men alles wel goed leest alvorens tot plaatsing over te gaan. Het vertrouwen in de kwaliteit van mijn columns heeft tot gevolg dat er zo nu en dan kennelijk blindelings de grootste onzin wordt gepubliceerd.
Nu ik er goed over na denk, vraag ik mij zelfs af, of men mij wel serieus neemt.
Om de burelen in de Velpse woonkamer / kantoor een beetje scherp te houden bedien ik mij zo nu en dan van speciale middelen. We weten hopelijk ondertussen dat niemand perfect is en daarom sluipt er ook in mijn regels wel eens een kleine onvolkomenheid. Althans, zo doe ik het graag voorkomen.
Uiteraard heb ik de gelegenheid om achteraf bij hoog en bij laag vol te houden dat het allemaal vooropgezet was. Ik doel hier natuurlijk op twee taalkundig onwenselijke constructies, die te vinden zijn in
mijn vorige column met de titel “Dieren”. Eén van mijn vaste lezers meende dit werkje te moeten kwalificeren als een “Fantastische lofzang op ons
Dieren”, maar deze beoordeling laat ik graag voor wat het is.
Niemand nam de moeite om mij met een opgestoken vingertje te wijzen op het feit dat er in één van de zinnen een belangrijk woord ontbreekt. Ik bedoel hier het woord “en” en zelfs de redactie vond het niet nodig hier een correctie aan te brengen.
Het was zelfs nog erger. Men koos deze onvolkomen zin uit om als bijschrift te dienen bij de foto die de lezer moet prikkelen, om met een enkele muisklik, het betreffende verhaal te gaan lezen.
Als nog spectaculairder kunnen wij het andere “foutje” aanduiden. Het betreft een in het hedendaags geschreven taalgebruik veel voorkomend probleem betreffende het vervoegen van werkwoorden: is het met een d, met een t, of wellicht met dt. Afgezien het feit dat je vroeger kon beweren dat een boer de schadelijke insecten doodt met dichloordifenyltrichloorethaan (beter bekend als DDT), gebeurt het tegenwoordig steeds vaker dat gebeurt verward wordt met gebeurd.
Verward wordt dan weer minder verward met verwart, maar dit terzijde. Nee, u zult mij niet horen beweren dat onze (geschreven) taal eenvoudig zou zijn en ik vrees dat het in de toekomst niet beter zal worden.
Vandaag hoorde ik op de radio een reportage over taalles aan “nieuwkomers”. Daarin verbeterde de docent een fout van een leerling: “Nee, het moet zijn: Hun hébben een boterham met hagelslag gesmeerd.”
Zo ziet u maar weer dat ik met een paar simpele taalkundige grapjes, zonder moeite weer een halve column heb kunnen vullen. U bent gewaarschuwd!